prothese
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- pro·the·se
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘kunstledemaat’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1929 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | prothese | prothesen protheses |
verkleinwoord | prothesetje | prothesetjes |
Zelfstandig naamwoord
prothese v
- (medisch) een kunstmatig lichaamsdeel
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord prothese staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "prothese" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.