prijswinnaar

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • prijs·win·naar
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord prijswinnaar prijswinnaars
verkleinwoord prijswinnaartje prijswinnaartjes

Zelfstandig naamwoord

de prijswinnaarm

  1. iemand die in een competitie de beste was en daarvoor een prijs heeft ontvangen
     Waren ze gek geworden bij de Zweedse Academie? Begrepen ze niet wat voor woede deze Nobelprijs op zou wekken in West-Duitsland? Afgezien van de gebruikelijke holle frasen als úitbeeldingsvermogen'en 'vernieuwend'beweerden de achttien academieleden dat ze de prijswinnaar beloonden voor 'tijdhistorische ruimdenkendheid'.[2]
Synoniemen
Hyponiemen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Zij die dromen doden slapen nooit” (2017), Uitgeverij Prometheus op Wikipedia, ISBN 9789044640496