preceptor
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- pre·cep·tor
Woordherkomst en -opbouw
- afgeleid van het Latijnse praeceptor (met het voorvoegsel pre-) [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | preceptor | preceptors preceptoren |
verkleinwoord | preceptortje | preceptortjes |
Zelfstandig naamwoord
preceptor [2]
- (onderwijs) Leraar aan een gymnasium, meer in het bijzonder in de klassieke talen
- (onderwijs) gouverneur (huisonderwijzer)
Gangbaarheid
- Het woord preceptor staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
Spaans
Uitspraak
Woordafbreking
- pre·cep·tor
enkelvoud | meervoud |
---|---|
preceptor | preceptores |
Zelfstandig naamwoord
preceptor m
Verwijzingen
- preceptor in: Diccionario de la lengua española, 23e druk, op website: Real academia española
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 9
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Voorvoegsel pre- in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Onderwijs in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Woorden in het Spaans
- Woorden in het Spaans van lengte 9
- Woorden in het Spaans met audioweergave
- Zelfstandig naamwoord in het Spaans