prauw

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • prauw
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Indonesisch, in de betekenis van ‘vaartuig’ voor het eerst aangetroffen in 1596 [1]
  • Ontstaan uit parahoe, vgl. Indonesisch perahu
enkelvoud meervoud
naamwoord prauw prauwen
verkleinwoord prauwtje prauwtjes

Zelfstandig naamwoord

de prauwv / m

  1. een soort kano
    • Hij voer met zijn prauw over de rivier. 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

44 % van de Nederlanders;
64 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen