pralinemaker
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- pra·li·ne·ma·ker
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | pralinemaker | pralinemakers |
verkleinwoord | pralinemakertje | pralinemakertjes |
Zelfstandig naamwoord
de pralinemaker m
- (beroep) iemand die pralines maakt
- een bedrijf dat pralines maakt