pothoed
Uiterlijk
- pot·hoed
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | pothoed | pothoeden |
verkleinwoord | pothoedje | pothoedjes |
de pothoed m
- (hoofddeksel) kleine bolle hoed voor vrouwen
- ▸ In plaats van een letterlijke interpretatie van reggae vertaalde de Amerikaan, die dit jaar dertig jaar zijn eigen merk runt, rasta klassiekers naar nu. De befaamde gehaakte petten in de kleuren geel groen en rood, werden pothoeden met roze, groene, blauwe en witte strepen.[2]
- ▸ In de jaren twintig had je de pothoed die je net boven de ogen droeg, later verscheen het kleine dopje in het modebeeld.[3]
- Het woord pothoed staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "pothoed" herkend door:
55 % | van de Nederlanders; |
51 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron MICHOU BASU“Spetterende modellen bij Tommy Hilfiger” (17 sep. 2015), De Telegraaf
- ↑ Weblink bron Ellen van de Beek“„Een hoed geeft altijd stof tot babbelen”” (04-04-2008), Reformatorisch Dagblad
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be