postuum
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- pos·tuum
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘na de dood’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1920 [1]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | postuum | postumer | postuumst |
verbogen | postume | postumere | postuumste |
partitief | postuums | postumers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
postuum
- na het overlijden
- De ridderorde was een postuum eerbewijs voor de heldhaftige man die zovele mensen had gered.
- ▸ Ook wil ik Eefje Brugman postuum bedanken voor het vertrouwen dat ze vanaf het begin in dit boek had.[2]
Gangbaarheid
- Het woord postuum staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "postuum" herkend door:
89 % | van de Nederlanders; |
91 % | van de Vlamingen.[3] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "postuum" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be