portioneren

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • por·ti·o·ne·ren
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

portioneren

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
portioneren
portioneerde
geportioneerd
zwak -d volledig
  1. (voeding) (een deel van) een voorraad verdelen in hoeveelheden die geschikt zijn voor één gebruiker
     Doordat je er zelf je noten, zaden, olijfolie, meel, granen, suiker, kruiden en pasta afweegt, kun je beter portioneren. En hoef je over een jaar niet die kilozak gedroogde abrikozen weg te gooien waarvan je er maar drie had gebruikt.[1]
     Als de friet niet aan onze specificaties voldoet, heeft dat effect op de gespecialiseerde apparatuur in onze keukens die de friet afwegen, portioneren en bakken.[2]
     Om de burgers perfect te portioneren, neme men simpelweg een klein stukje pvc-pijp, met een diameter van circa 5 centimeter, en een cocktailstamper om ze aan te drukken.[3]
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Bronlink Weblink bron
    Pam van der Veen
    “Verpakkingloze super is in Nederland bezig aan opmars” (05-09-2015), Tubantia
  2. Bronlink Weblink bron “McDonald's stelt zich in op kleinere aardappelen” (27-09-2018), Tubantia
  3. Bronlink Weblink bron “De schrijvende kok serveert: De perfecte burger” (18/09/2015), HP de Tijd