portioneerde

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • por·ti·o·neer·de

Werkwoord

vervoeging van
portioneren

portioneerde

  1. enkelvoud verleden tijd van portioneren
    • Ik portioneerde. 
    • Jij portioneerde. 
    • Hij, zij, het portioneerde.