politiemacht
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- po·li·tie·macht
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van politie en macht [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | politiemacht | politiemachten |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
- groep politieagenten bij een bepaalde gebeurtenis
- Ter voorkoming van rellen was er bij de voetbalwedstrijd een grote politiemacht aanwezig.
- korps van politie ambtenaren
- Het plan bracht ze al aan tafel bij presidentskandidaat Hillary Clinton, minister van Justitie Loretta Lynch en, deze zomer, in het Witte Huis bij president Obama. Clintons programma voor politiehervorming - landelijke regels voor het gebruik van dodelijk geweld, burgers betrekken bij de plaatselijke politiemacht, 1 miljard dollar voor trainingen die vooroordelen bij politieagenten moeten tegengaan - is een gematigder afspiegeling van dat van Campaign Zero. [2]
Synoniemen
- [2] politiekorps
Gangbaarheid
- Het woord politiemacht staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "politiemacht" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC Maartje Somers 22 september 2016
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be