pleaser
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- plea·ser
Woordherkomst en -opbouw
- afleiding van naamwoord van handeling van pleasen met het achtervoegsel -er [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | pleaser | pleasers |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de pleaser m
- iemand die er sterk op is gericht het anderen naar de zin te maken
- ▸ "Alleen al het feit dat hij zonder partituur speelt is opzienbarend", zegt Jan Raes. "Daarmee neemt Gatti juist wel een risico en creëert hij spanning. Hij is geen pleaser, hij heeft lef."[2]
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Gangbaarheid
- Het woord pleaser staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ pleaser op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Weblink bron “Gatti, de nieuwe maestro van het Concertgebouworkest” (Dinsdag 13 januari 2015, 15:00), NOS