plak vast

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • plak vast
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
vastplakken

plak (...) vast

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vastplakken
    • Ik plak vast. 
  2. gebiedende wijs van vastplakken
    • Plak vast! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vastplakken
    • Plak je vast? 

Gangbaarheid