pindapoepchinees

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pin·da·poep·chi·nees
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord pindapoepchinees pindapoepchinezen
verkleinwoord pindapoepchineesje pindapoepchineesjes

Zelfstandig naamwoord

de pindapoepchineesm

  1. (scheldwoord) Chinees of iemand met Aziatisch uiterlijk
     In de aanhef van een interview over het boek met Schaapman, in het hoofdstedelijke PvdA-webzine, stond over haar jeugdjaren merkwaardigerwijs zelfs te lezen: 'Nederland is in de jaren zestig nog niet gewend aan allochtonen en het “pindapoepchinees, rot op naar je eigen land” is niet van de lucht.[1]
     Op straat worden we vaak uitgescholden voor pindapoepchinees of rijstepikker.[2]
     Pronkstuk van zijn verzameling was een Engelse Gecophone waarvan de luidsprekers verborgen zaten in een beeldje dat een pindapoepchinees voorstelde.[3]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Bronlink Weblink bron
    Lizzy van Leeuwen
    “Ons Indisch erfgoed: zestig jaar strijd om cultuur en identiteit” (2008), Prometheus-Bert Bakker, ISBN 9789035133396, p. 278
  2. Bronlink Weblink bron
    Karina Schaapman
    “Zonder moeder” (2009), Uitgeverij Balans, ISBN 9789460030895, p. 6
  3. Bronlink Weblink bron “Doder dan dood” (2009), Standaard Uitgeverij, ISBN 9789460410956, p. 39