peanuts

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pea·nuts
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord peanuts
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de peanutsmv

  1. (informeel) klein, verwaarloosbaar bedrag
    • Bij Celtic, één van de oude clubs van Van Hooijdonk, zag hij Van Dijk vaker spelen. ,,Hij kwam daar niet als een grote jongen binnen. Celtic betaalde drie miljoen voor hem, peanuts voor zo’n club. Als je dan niet presteert, lig je er zo uit. Maar hij werd juist een geliefde, gewaardeerde speler. Hij is écht een geweldige verdediger die zich ook bij Liverpool razendsnel heeft aangepast.’’ [2] 
    • In de wagen lag volgens Van der Schoor niks van waarde. Althans geen spullen die de dieven te gelde kunnen maken. ,,Ik ben wel het wisselbord met schema's kwijt die ik als coach van het hockeyteam van mijn zoon gebruik voor het wisselen van spelers. Maar dat is peanuts vergeleken met de auto van Niels." [3] 
    • Hij vindt dat de gemeente het niet kan verkopen om het skatepark om 5.000 euro te laten ‘ploffen’. ,,Dit is voor de gemeente peanuts maar voor hen heel wezenlijk. We hebben ruimte genoeg in de begroting. Voor het hoger onderwijs hebben we bijvoorbeeld twee miljoen euro gereserveerd. Deze bezuiniging moeten we gewoon terugdraaien.’’ [4] 
Synoniemen

Gangbaarheid

86 % van de Nederlanders;
81 % van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen