passerdoos

Uit WikiWoordenboek


Nederlands

passerdoos
Uitspraak
Woordafbreking
  • pas·ser·doos
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord passerdoos passerdozen
verkleinwoord passerdoosje passerdoosjes

Zelfstandig naamwoord

de passerdoosv / m [1]

  1. doos met tekenbenodigdheden waarin ten minste één passer zit
     ' Verschuur, met een kleur, stapte terug naar z'n plaats, en van alle kanten werd hem gevraagd: 'Wat wās het, wat krijg jij?' Maar de voorste jongen had al gelezen wat de meester achter Verschuurs naam zette, en in een wip wist de hele klas het: 'n passerdoos had Verschuur moeten vragen.[2]
     Juist, waar Kees net over dacht; maar nu vond hij in-eens, dat een passerdoos ook een stomme keuze zou zijn.[2]


Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. 2,0 2,1
    Theodorus Johannes Thijssen
    Kees de jongen” op Wikipedia (1923), C.A.J. van Dishoeck op Wikipedia Citefout: Ongeldig label <ref>; de naam "Kees de jongen" wordt meerdere keren met andere inhoud gedefinieerd.