parkeert uit
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- par·keert uit
Woordherkomst en -opbouw
Werkwoord
vervoeging van |
---|
uitparkeren |
parkeert (...) uit
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitparkeren
- Jij parkeert uit.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitparkeren
- Hij parkeert uit.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van uitparkeren
- Parkeert uit!
Gangbaarheid
- Het woord parkeert uit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.