paarl

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • paarl
enkelvoud meervoud
naamwoord paarl paarlen
verkleinwoord paarltje paarltjes

Zelfstandig naamwoord

de paarlv / m

  1. een door parelmoer bedekt insluitsel in een oesterschelp gewild als sierraad
    • En de twaalf poorten waren twaalf paarlen, een iedere poort was elk uit een paarl; en de straat der stad was zuiver goud.[1] 
Synoniemen

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Openbaring 21:21