overvaller
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: overvaller (hulp, bestand)
Woordafbreking
- over·val·ler
Woordherkomst en -opbouw
- Afgeleid van overvallen met het achtervoegsel -er.
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | overvaller | overvallers |
verkleinwoord | overvallertje | overvallertjes |
Zelfstandig naamwoord
de overvaller m
- iemand die mensen, banken of winkels berooft
- Met een helikopter werd er jacht gemaakt op de voortvluchtige overvallers.
Gangbaarheid
- Het woord overvaller staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "overvaller" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[1] |
Verwijzingen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be