ordeteken
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- or·de·te·ken
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van orde zn en teken zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | ordeteken | ordetekenen ordetekens |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
- uiterlijk versiersel van een ridder waaraan men kan zien tot welke ridderorde de ridder behoort
- ereteken
- ▸ ' De koning maakte het kruis van het Legioen van Eer los, dat hij op zijn blauwe jas droeg naast het kruis van Lodewijk de Heilige, het ordeteken van Onze-LieveVrouw-van-de-berg-Karmel en dat van Sint-Lazarus, en gaf het aan Villefort.[2]
- ▸ ' `En jij een nieuw ordelintje, als ik het goed heb? Zie ik daar geen blauw biesje aan je gouden speld?' `Hm, ja, ze hebben me het ordeteken van Karel iii gestuurd,' zei Debray achteloos.[2]
- ▸ Een ordeteken staat goed op een hooggesloten zwarte jas.[2]
Hyponiemen
Gangbaarheid
- Het woord ordeteken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ 2,0 2,1 2,2 Alexandre Dumas“De graaf van Montecristo” (2007), L.J. Veen , ISBN 9789020413021