opvoedgezin
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: opvoedgezin (hulp, bestand)
Woordafbreking
- op·voed·ge·zin
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van opvoeden ww en gezin zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | opvoedgezin | opvoedgezinnen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
het opvoedgezin o
- gezin dat een criminele jongere een heropvoeding geeft
- ▸ Op dit moment zijn er in Arnhem, Utrecht, Amsterdam, Rotterdam en Den Haag zo'n twinitg pleeggezinnen. De helft daarvan is maar bezet. Het Leger des Heils kan alleen verder als de straf vaker wordt opgelegd. Anders haken de ouders af, omdat één van de ouders de baan moet opzeggen om een opvoedgezin te kunnen worden. Op het moment dat de families geen kind hebben, krijgen ze echter ook geen geld. Dat komt dus steeds vaker voor. Het Openbaar Ministeire heeft laten weten dat ze er alles aan zullen doen om dit jaar wel alle gezinnen te voorzien van een jeugddelinquent.[1]
Gangbaarheid
- Het woord opvoedgezin staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron Merlijn Stoffels“Heropvoeding minder vaak ingezet dan verwacht” (Vrijdag 23 april 2010, 18:14), NOS