opspuiten
Uiterlijk
- op·spui·ten
- samenstelling van op en spuiten
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
opspuiten |
spoot op |
opgespoten |
klasse 2 | volledig |
opspuiten
- overgankelijk een stuk ondiep water verlanden door een mengsel van zand en water erop aan te brengen en het water weg te laten zakken
- ergatief spuitend omhoogschieten
- De waterstralen van de bedriegertjes die plotseling uit de grond opspoten zorgden voor veel vermaak.
- overgankelijk spuitend iets opbrengen
- Ze hadden er wat verf opgespoten.
- ergatief alle kanten ~ snel in alle richtingen vliegen of spuiten
- De modder spoot alle kanten op.
- Het woord opspuiten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "opspuiten" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[1] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 9
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Samenstelling in het Nederlands
- Sterk werkwoord klasse 2 in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Scheidbaar werkwoord in het Nederlands
- Overgankelijk werkwoord in het Nederlands
- Ergatief werkwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 99 %
- Prevalentie Vlaanderen 97 %