opschilderen

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  opschilderen    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• op·schil·de·ren

Woordherkomst en -opbouw

• samenstelling van  op bw  en  schilderen ww 

Werkwoord

opschilderen

stamtijd
onbepaalde wijs	verleden tijd	voltooid deelwoord
opschilderen	schilderde op	opgeschilderd
zwak -d	volledig

1. het opnieuw voorzien van een laag verf

   ▸ Om vijf uur 's ochtends begint hun werkdag met het schoonmaken van de binnenplaats en de trapportalen, het legen van de vuilcontainers en, 's zomers, met het opschilderen van de stoepranden en de hekjes rond de plantsoentjes met een giftige verf die alle omwonenden tot geweeklaag brengt.

   ▸ Het opschilderen van de verlopen 'regenboogblokken' op het Burg. Jansenplein is opnieuw uitgesteld. Dat zou vandaag gebeuren, maar door de Oranjekermis kan de klus niet doorgaan.

2. alle verf die men heeft gebruiken zodat er niets meer overblijft

Gangbaarheid

• Het woord opschilderen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.