openschuren

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • open·schu·ren
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

openschuren [1]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
openschuren
schuurde open
opengeschuurd
zwak -d volledig
  1. door schuren iets kapot maken, door schuren ergens een gat in maken
     Door het zweet en constante wrijving werd mijn huid tussen mijn dijen en billen bij elke stap opengeschuurd. Ik liep als het ware met een rasp in mijn achterste (chafing noemen ze dat in Amerika) wat verschrikkelijk veel pijn deed, het was alsof ik in brand stond.[2]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers op Wikipedia