onverholen
Uiterlijk
- Geluid: onverholen (hulp, bestand)
- on·ver·ho·len
- In de betekenis van ‘niet verborgen’ voor het eerst aangetroffen in 1350 [1]
- Afgeleid van verholen met het voorvoegsel on- [2]
stellend | |
---|---|
onverbogen | onverholen |
verbogen | |
partitief | onverholens |
onverholen [3]
- Het woord onverholen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "onverholen" herkend door:
77 % | van de Nederlanders; |
66 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ "onverholen" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ onverholen op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be