onroerendgoedzeepbel
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- on·roe·rend·goed·zeep·bel
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van onroerend goed en zeepbel
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | onroerendgoedzeepbel | onroerendgoedzeepbellen |
verkleinwoord | onroerendgoedzeepbelletje | onroerendgoedzeepbelletjes |
Zelfstandig naamwoord
- een snelle toename van de taxatiewaarde van onroerende zaken, zoals woningen, totdat een onhoudbaar niveau wordt bereikt ten opzichte van de financieringslast en het rendement.
- De tijd komt vanzelf dat de onroerendgoedzeepbel inklapt.
Synoniemen
Verwante begrippen
Gangbaarheid
- Het woord onroerendgoedzeepbel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.