onroerendgoedbubbel
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- on·roe·rend·goed·bub·bel
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van onroerend goed zn en bubbel zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | onroerendgoedbubbel | onroerendgoedbubbels |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de onroerendgoedbubbel m
- plotselinge stijging en daling van de verkoopwaarde van woningen en ander onroerende goederen; tijdelijke overwaardering van onroerendgoed
- ▸ In Spanje is al een vergelijking gemaakt met het eerste kabinet-Aznar, dat in 1996 voor de uitdaging stond Spanje in zeer korte tijd te laten voldoen aan de normen voor toetreding tot de euro. Aznar zette twee paardenmiddelen in: stevige extra bezuinigingen en het stimuleren van de groei met een ruim monetair beleid. Daarbij maakte hij gebruik van de lage rente om op ruime schaal te investeren in onroerend goed. Het leidde tot een rampzalige onroerendgoedbubbel, maar aanvankelijk werkte het uitstekend.[1]
Gangbaarheid
- Het woord onroerendgoedbubbel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron Steven Adolf“De nieuwe premier van Spanje: een overlever met het mes op de keel” (22-11-2011), Tubantia