ondubbelzinnig
Uiterlijk
- on·dub·bel·zin·nig
- Afgeleid van dubbelzinnig met het voorvoegsel on-
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | ondubbelzinnig | ondubbelzinniger | ondubbelzinnigst |
verbogen | ondubbelzinnige | ondubbelzinnigere | ondubbelzinnigste |
partitief | ondubbelzinnigs | ondubbelzinnigers | - |
ondubbelzinnig
- niet mis te verstaan, met slechts één betekenis
- Dit was een ondubbelzinnige verklaring van de feiten.
1. niet mis de verstaan, met slechts één betekenis
- Het woord ondubbelzinnig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "ondubbelzinnig" herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be