ondernemerschap
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- on·der·ne·mer·schap
Woordherkomst en -opbouw
- Afgeleid van ondernemer met het achtervoegsel -schap
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | ondernemerschap | ondernemerschappen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
ondernemerschap m
- hoedanigheid van ondernemer zijn
- Ook kwamen er meer mogelijkheden om het ondernemerschap in deeltijd, al dan niet in combinatie met een baan in loondienst (hybride ondernemerschap), uit te oefenen.[1]
Vertalingen
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Gangbaarheid
- Het woord ondernemerschap staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Ondernemen in netwerken, 2004, p. 30