onderlegger

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • on·der·leg·ger
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord onderlegger onderleggers
verkleinwoord onderleggertje onderleggertjes

Zelfstandig naamwoord

de onderleggerm

  1. meestal een plat voorwerp dat je onder een ander voorwerp legt, m.n. een onderzetter voor een pan of glas
    • Wij gebruiken op onze tafel onderleggers voor de hete pannen zodat de houten tafel niet beschadigt 
Synoniemen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen