onbelangrijkheid

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • on·be·lang·rijk·heid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord onbelangrijkheid onbelangrijkheden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de onbelangrijkheidv

  1. het niet van belang zijn
     Alles leek hem even nutteloos en onbeduidend in vergelijking met die strenge en grootse gedachtengang, die verzwakking, bloedverlies, pijn en de nabijheid van de dood in hem hadden gewekt. Terwijl hij Napoleon in de ogen keek, dacht vorst Andrej over de onbelangrijkheid van alle aardse grootsheid, over de onbelangrijkheid van het leven, waarvan niemand de betekenis kon doorgronden, en over de nog grotere onbelangrijkheid van de dood, waarvan geen sterveling de bedoeling kon begrijpen of uitleggen.[2]
     "In een topreclame heeft de adverteerder zijn relatieve onbelangrijkheid ingezien", durft hij toch te stellen. "Het gaat over iets wat belangrijker is dan het product zelf."[3]
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. “Oorlog en Vrede” (1869), G.A. van Oorschot op Wikipedia, ISBN 9789028251151
  3. Bronlink geraadpleegd op 16 januari 2022 Weblink bron
    Lambert Teuwissen
    “De beste reclames? 'Als iets lekker is moet je nooit zeggen dat het lekker is'” (17-03-2019), NOS