oliefles

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • olie·fles
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord oliefles olieflessen
verkleinwoord olieflesje olieflesjes

Zelfstandig naamwoord

de olieflesv / m

  1. langgerekt, buisvormig vat, meestal van glas of kunststof gemaakt dat met een dop of kurk kan worden afgesloten en bestemd is voor een bepaalde vettige vloeistof (spijsolie, cosmetische olie, smeerolie, lampolie enz.)
    • Een drup visolie gaat bij de olijfolie. Carbonell hangt een vlaggetje om de hals van een oliefles. ‘Nieuw’ staat erop. [2]
    • Binnen wijst Sandra de politie in de keuken de afvalbak met daarin de lege oliefles – Najib zou overal in huis, maar vooral op hun bed, lampolie hebben verspreid. [3]

Gangbaarheid

97 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen