oeverloos
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- oe·ver·loos
Woordherkomst en -opbouw
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | oeverloos | oeverlozer | oeverloost |
verbogen | oeverloze | oeverlozere | oeverlooste |
partitief | oeverloos | oeverlozers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
oeverloos
- zonder begrenzing, zonder einde vooral bij praten en discussiëren
- Het oeverloze gepraat van de man kon niemand meer boeien.
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord oeverloos staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "oeverloos" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen.[1] |
Verwijzingen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be