discussiëren

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • dis·cus·sië·ren, dis·cus·si·eren
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
discussiëren
discussieerde
gediscussieerd
zwak -d volledig

Werkwoord

discussiëren

  1. inergatief van gedachten wisselen, een discussie voeren waarbij de verschillende gesprekspartners verschillende en soms ook tegengestelde meningen hebben
    • Er werd eindeloos gediscussieerd over de kleur van de vloerbekking. 
     Ze waren onderling flink aan het discussiëren.[3]
     En ook na de duur betaalde vrede, die de dappere Finnen Karelië en grote gebieden in het zuidoosten hadden gekost, was er niet veel om over te discussiëren.[4]
Synoniemen
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen

  1. Wiktionnaire
  2. discussiëren op website: Etymologiebank.nl
  3. All-inclusive” op Wikipedia (2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht, ISBN 90-229-9182-2
  4. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Kop in het zand” (2015), Uitgeverij Prometheus, ISBN 9789044628142
  5. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be