oefent in

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • oe·fent in
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
inoefenen

oefent (…) in

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van inoefenen
    • Jij oefent in. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van inoefenen
    • Hij oefent in. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van inoefenen
    • Oefent in! 

Gangbaarheid