oefenruimte

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

oefenruimte voor balletdansers
Uitspraak
Woordafbreking
  • oe·fen·ruim·te
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord oefenruimte oefenruimten
oefenruimtes
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de oefenruimtev

  1. kamer of zaal in een gebouw die men gebruikt voor het repeteren
     Haar debuutplaat werd goed ontvangen. Ze is populair in Engeland en ze zou deze zomer, net als vorig jaar, voor duizenden mensen op Glastonbury spelen. Door de coronacrisis ziet haar leven er nu totaal anders uit. "Gelukkig is sinds 1 juni de oefenruimte weer open. We zijn nu dus heel hard bezig met het maken van een tweede plaat. We hopen dat alles weer open is volgend jaar. Dan kunnen we opnieuw een hele mooie festivalzomer tegemoet gaan."[1]
     In Leiden hebben negen leden van een koor het coronavirus opgelopen, ondanks dat ze in hun oefenruimte ramen en deuren hadden geopend en zich aan coronamaatregelen hielden, schrijft De Volkskrant. De leden zaten volgens de krant op afstand van elkaar in een hoge zaal en hielden ook in de pauze afstand.[2]

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink Weblink bron “Deze zomer door de versoepeling tóch naar een festival? 'Vergeet het maar'” (DO 25 JUNI 2020), NOS
  2. Bronlink Weblink bron “Madrid afgesloten op last van Spaanse regering • België risicogebied voor Duitsers” (30/9/2020), NOS