oefenduel

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Oefenwedstrijd nederlands elftal tegen ijmuider stormvogels
Uitspraak
Woordafbreking
  • oe·fen·du·el
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord oefenduel oefenduels
oefenduellen
verkleinwoord oefenduelletje oefenduelletjes

Zelfstandig naamwoord

het oefenduelo

  1. een wedstrijd die gespeeld wordt als training
    • Het Nederlands elftal ontvangt Engeland op 23 maart in Amsterdam, drie dagen later speelt het in Genève een oefenduel met Portugal.[1] 
    • De Nederlandse waterpolovrouwen hebben hun tweede oefenduel tijdens een trainingsstage in de Verenigde Staten verloren.[2] 
Synoniemen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. de Telegraaf 23 feb. 2018
  2. de Telegraaf 17 dec. 2017
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be