obool
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- obool
Woordherkomst en -opbouw
- uit het Latijn [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | obool | obolen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
- (numismatiek) (verouderd) Griekse munt van geringe waarde
- 'Er zit geen schot in het paradijs,' zei hij. 'Dat is het probleem. Innovatie wordt er niet gezien als een prioriteit. Het enige wat er gebeurt, is de aankomst van nieuwe gasten. En Charon kreeg tenminste nog een obool per overtocht. Hij werd beter betaald dan ik' [3]
Verwante begrippen
Gangbaarheid
- Het woord obool staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "obool" herkend door:
18 % | van de Nederlanders; |
22 % | van de Vlamingen.[4] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ obool op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Pfeiffer, Ilja Leonard"Grand Hotel Europa" 2018 ISBN 978-90-295-2622-7 pagina 350
- ↑ Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be