noviciaat

Uit WikiWoordenboek
2. Een voormalig noviciaat van de Broeders van Liefde op Wikipedia (nl) te Sint-Maria-Aalter op Wikipedia (nl)

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • no·vi·ci·aat
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘proeftijd’ voor het eerst aangetroffen in 1776 [1]
  • van Frans  noviciat zn  [2][3]
enkelvoud meervoud
naamwoord noviciaat noviciaten
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

het noviciaato

  1. (religie) proeftijd voor nieuwe kloosterlingen, waarin ze al volgens de regels van de betreffende orde leven, maar nog de keus kunnen maken om niet toe treden
  2. (bouwkunde) gebouw waar toekomstige kloosterlingen tijdens hun proeftijd verblijven
  3. proefperiode voor nieuwe leden van een studentenvereniging

Gangbaarheid

67 % van de Nederlanders;
69 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen