notificeren
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: notificeren (hulp, bestand)
Woordafbreking
- no·ti·fi·ce·ren
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘bekendmaken’ voor het eerst aangetroffen in 1635 [1]
- afgeleid van het Latijnse notificare of van het Franse notifier (met het achtervoegsel -eren) [2] [3]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
notificeren |
notificeerde |
genotificeerd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
notificeren [4]
- overgankelijk bekendmaken
- vastleggen dat een (post)stuk ontvangen is
Afgeleide begrippen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord notificeren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ "notificeren" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Wiktionnaire
- ↑ notificeren op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 11
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Achtervoegsel -eren in het Nederlands
- Zwak werkwoord (-d) in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Niet-samengesteld werkwoord in het Nederlands
- Overgankelijk werkwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal