notificeerde

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • no·ti·fi·ceer·de

Werkwoord

vervoeging van
notificeren

notificeerde

  1. enkelvoud verleden tijd van notificeren
    • Ik notificeerde. 
    • Jij notificeerde. 
    • Hij, zij, het notificeerde.