normeloos

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • nor·me·loos
Woordherkomst en -opbouw
  • afgeleid van norm met het achtervoegsel -loos met het invoegsel -e-
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen normeloos normelozer (normeloost)
verbogen normeloze normelozere (normelooste)
partitief normeloos normelozers -

Bijvoeglijk naamwoord

normeloos

  1. zonder aanvaarde regels
    • Het is normeloos als de natuur, waarin de steen weegt, de plant groeit, het dier verslindt. [1]
Schrijfwijzen
Synoniemen
Opmerkingen
  • Sinds 2005 geeft de Leidraad bij de spellingvoorschriften in regel 9.A uitdrukkelijk aan dat bij afleidingen de tussenklank -e- wordt toegevoegd.[2] Tot dan kon de -en- gebruikt worden als het eerste deel werd opgevat als een meervoudsvorm.[3]

Gangbaarheid

Verwijzingen