Naar inhoud springen

nordsvensk

Uit WikiWoordenboek
  • nord·svensk

nordsvensk

  1. Noordzweeds
stellend vergrotend overtreffend
onbepaald
(sterk)
m/v enkelvoud nordsvensk mer nordsvensk mest nordsvensk
o enkelvoud nordsvensk
meervoud nordsvenske
bepaald
(zwak)
enkelvoud en
meervoud
nordsvenske mer nordsvensk mest nordsvenske


  • nord·svensk

nordsvensk

  1. Noordzweeds
stellend vergrotend overtreffend
onbepaald
(sterk)
m/v enkelvoud nordsvensk meir nordsvensk mest nordsvensk
o enkelvoud nordsvensk
meervoud nordsvenske
bepaald
(zwak)
enkelvoud en
meervoud
nordsvenske meir nordsvensk mest nordsvenske