noodhulp
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- nood·hulp
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van nood en hulp [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | noodhulp | noodhulpen |
verkleinwoord | noodhulpje | noodhulpjes |
Zelfstandig naamwoord
- tijdelijke hulp voor mensen in nood
- Na de aardbeving duurde het een week voordat noodhulp in voldoende mate aanwezig was.
Gangbaarheid
- Het woord noodhulp staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "noodhulp" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ noodhulp op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be