Naar inhoud springen

niemendalletje

Uit WikiWoordenboek
Versie door MarcoSwart (overleg | bijdragen) op 13 mei 2017 om 23:23 (→‎top: prevalentie-informatie met AWB)

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • nie·men·dal·le·tje
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord - -
verkleinwoord niemendalletje niemendalletjes

Zelfstandig naamwoord

niemendalletje o dim. tant.

  1. een weinig verhullend kledingstuk
    • Zij droeg een niemendalletje. 
  2. een nietszeggend romannetje, toneelstuk, enzovoort
    • Het niemendalletje was niet wat we ervan verwacht hadden. 

Gangbaarheid

88 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[1]
  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be