neurotisch

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • neu·ro·tisch
Woordherkomst en -opbouw
  • met het voorvoegsel neuro- en met het achtervoegsel -isch
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen neurotisch neurotischer
verbogen neurotische neurotischere
partitief neurotisch neurotischers -

Bijvoeglijk naamwoord

neurotisch

  1. (medisch) met betrekking tot een ziekelijke houding
    • Ik vertelde haar dat ik een Franse vriend op bezoek had en dat ik me zorgen maakte over zijn neurotische rookgedrag. Mijn moeder zei dat met medicijnen veel onderdrukt kan worden. [1] 
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Sandes, David
    De wondermethode 2006 ISBN 9044509543 pagina 51
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be