nestor

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • nes·tor
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘eerbiedwaardige grijsaard’ voor het eerst aangetroffen in 1678 [1]
  • afgeleid van het Griekse Nestōr (met het achtervoegsel -or) [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord nestor nestoren
nestors
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

nestor m [3]

  1. oudste van een groep personen
Vertalingen

Gangbaarheid

91 % van de Nederlanders;
84 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen