nekpijn

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

nekpijn na auto-ongeval
Uitspraak
Woordafbreking
  • nek·pijn
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord nekpijn nekpijnen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de nekpijnv / m

  1. pijn in het achtergedeelte van de hals
    • Na het autoongeluk bleef de vrouw lang nekpijn houden. 
    • „Hypercompetitie. Belang van de eigen carrière. Ik heb het zelf meegemaakt. In de jaren 90 was ik wetenschappelijk directeur van onderzoeksinstituut EMGO, hier aan het VUmc. Ik onderzocht aandoeningen van het bewegingsapparaat: rugpijn, nekpijn, tennisellebogen. Op enig moment had ik 30 promovendi. Ik zorgde wel dat ze begeleiders hadden, maar dat was natuurlijk veel te veel.” [2] 
Synoniemen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Marcel aan de Brugh 20 januari 2017
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be