navraag
Uiterlijk
- na·vraag
- samenstelling van na en vraag [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | navraag | - |
verkleinwoord | - | - |
- het navragen, het vragen naar iets, het inwinnen van informatie
vervoeging van |
---|
navragen |
navraag
- (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van navragen
- ... dat ik navraag.
- Het woord navraag staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "navraag" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be