nabeschouwing
- na·be·schou·wing
- samenstelling van na en beschouwing
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | nabeschouwing | nabeschouwingen |
verkleinwoord |
- een bespreking van een gebeurtenis na afloop van de gebeurtenis
- De nabeschouwing van de voetbalwedstrijd duurde langer de wedstrijd zelf.
- Toch lonkt de televisie. Of beter gezegd, online streaming. Voor het derde presidentsdebat op 19 oktober gaf zijn campagnestaf een voor- en nabeschouwing via Facebook’s online streaming platform Live. Ook streamde hij meerdere speeches naar zijn persoonlijke Facebook-pagina. Clips uit het nieuws worden routineus voorzien van de hashtag #TrumpTV voordat ze op de pagina terechtkomen.
- Het woord nabeschouwing staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "nabeschouwing" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be