museumgebouw

Uit WikiWoordenboek


Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • mu·se·um·ge·bouw
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord museumgebouw museumgebouwen
verkleinwoord museumgebouwtje museumgebouwtjes

Zelfstandig naamwoord

het museumgebouwo

  1. (kunst) (bouwkunde) gebouw waarin een museum is gevestigd
     Er was maar één conclusie mogelijk: hoe groot de inzet van allerlei burgers ook kon zijn, zonder steun van de regering viel een nieuw museumgebouw niet te realiseren.[1]
     De renovatie van het uit 1935 daterende museumgebouw is dringend nodig. De staat van het rijksmonument, ontworpen door de Rotterdamse architect Adrianus van der Steur, is slecht en er is veel asbest verwerkt in het pand. Naar verwachting wordt in 2019 begonnen met de renovatie. Het college streeft ernaar om de collectie tijdelijk in andere panden in de stad te tonen.[2]

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Jan Theodoor Maria Bank; Marita Theodora Catharina Mathijsen
    “Nederland in de negentiende eeuw” (2006), Bakker, ISBN 9035129504
  2. Bronlink geraadpleegd op 21 april 2024 Weblink bron “Museum ​Boijmans jaren dicht voor renovatie van zeker 110 miljoen euro” (Donderdag 14 december 2017, 17:49), NOS